Goed gezelschap …


Gisteren las ik dat James Watson op non-actief gesteld is, nadat hij zich voor de zoveelste maal van racistisch taalgebruik gediend heeft. Nu lijkt dat in eerste instantie niet zo bijzonder: er zijn velen die dat doen. James Watson in een interview met The Synday Times van 14 oktober:

De 79-jarige Watson zei in die krant onder meer dat hij „somber was over het perspectief van Afrika” omdat „al onze sociale beleid is gericht op het feit dat hun intelligentie hetzelfde is als de onze”. Om eraan toe te voegen dat hij wel hoopte dat iedereen gelijk zou zijn, maar dat „iedereen die ooit met zwarte werknemers te maken had gehad, ondervonden had dat dit niet waar was.”

De ophef is ontstaan, omdat Jamer Watson een winnaar is van de Nobelprijs. Van zo een vooraanstaand figuur verwachten we dit soort taal blijkbaar niet. Het kostte me even voordat de implicaties hiervan voor mezelf tot me doordrongen: James Watson is één van de ontdekkers van de DNA-structuur! Lange tijd, zeker ten tijde van de ontdekking van het DNA, hebben we gedacht betrekkelijk eenvoudig het menselijk DNA in kaart te kunnen brengen (wat we inmiddels gedaan hebben) en daarmee verschillen tussen mensen te kunnen duiden (wat dat betreft zijn we verder van huis dan ooit). Op één of andere manier maken mensen blijkbaar de denkstap: als er verschillen zijn, dan dient dat dus als morele grond om onderscheid tussen mensen te maken, buiten feitelijke verschillen om.

Het is opvallend hoeveel grote denkers die grondstructuren van ons bestaan blootleggen, daar een legitimatie in lijken te vinden om dergelijk onderscheid te maken tussen mensen. We kennen nu allemaal het gevoel van afkeer tegen Lombroso, die criminelen van brave burgers dacht te kunnen onderscheiden op basis van de vorm van hun gezicht in combinatie van hun lichaamsbouw.

Een ander, Francis Galton, is extreem belangrijk geweest voor mijn eigen discipline: de sociologie. Francis Galton ontdekte namelijk de zogenaamde normaal-verdeling, die nog altijd van fundamenteel belang is voor de statistische methode. De normaal-verdeling is de fundamentele onderkenning van variatie in de natuur. Dus ook wat betreft mensen. Echter, op basis van die onderkenning van variatie kwam Galton nog altijd als eugeneticus uit de hoek.

Zijn logica was: als er verschillen zijn, dan zijn er betere en slechtere mensen of kenmerken van mensen. Hij was van mening dat we op basis van die onderkenning selectie moesten toepassen. Eén van de belangrijkste statistische methoden in mijn vak, de regressie-analyse, heeft zijn naam te danken aan de angst van Galton: `Regression to mediocrity’. Dit kon dus alleen voorkomen worden, door mensen met slechte kenmerken zich minder te laten voortplanten.

Tja, zo kun je er ook naar kijken. Ander gezegd: ik bevind me in goed gezelschap …

Leave a Reply