Moet een wetenschapper een publiek figuur zijn?


Deze vraag blijft maar terugkeren. De wetenschapper in zijn of haar ivoren toren is een beeld, dat inmiddels bestreden wordt. De resultaten van de wetenschap zijn gemeengoed en grotendeels worden ze dan ook openbaar gemaakt. Betekent dit ook, dat de wetenschapper de boer op moet men zijn bevindingen?

Deze vragen worden verschillend beantwoord door verschillende wetenschappers. De één zit bijna wekelijks bij Buitenhof (of wordt inmiddels minister), zit bij televisieprogramma’s als `Hoezo?’ of zoeken de media op met hun artikelen. Veelal komen daar reacties op, die niet altijd even zachtzinnig zijn. Andere wetenschappers halen hun neus op voor dit soort activiteiten. Niet uit arrogantie, maar omdat ze van mening zijn dat de wetenschap er niet mee geholpen is. Ze kunnen hun tijd beter besteden aan hun onderzoek, in plaats van het praten over het onderzoek, zo vinden ze. En als ze dan toch eens een persbericht uitsturen, dan worden ze teleurgesteld omdat `de media’ hun hele verhaal gesimplificeerd en veel te kort door de bocht (of nog erger: anekdotisch) weergeven.

Zelf hoop ik me de komende jaren ook binnen het gebied van de wetenschap te bewegen. Dus ook ik vraag me af, hoe me te verhouden ten opzichte van de `openbaarheid’ van mijn eigen onderzoeksbevindingen. Een interview dat ik een tijd geleden gegeven heb, is me goed bevallen. Terwijl wat er geschreven werd over mijn rol als `keurmeester’ van een kerstmaal (in de tijd dat ik een debat over wetenschap, voeding en gezondheid organiseerde) voor mijn gevoel bepaald niet goed weergaf, wat ik allemaal verteld had.

Een andere mogelijkheid is natuurlijk het geven van presentaties over je werk. Ik liep al een tijdje rond met het idee, dat dit een goede manier zou kunnen zijn om mijn onderzoekswerk in verbinding te brengen met andere `geledingen’ van de samenleving en was dan ook zo blij dat ik gevraagd werd om een onderzoekspaper te presenteren voor het Kleurrijk Platform.

Gisteren was het zo ver en ik moet zeggen dat het een prima ervaring was. Om te beginnen vond ik het een enorme uitdaging om mijn presentatie te maken, zonder dat ik zou vervallen in technisch geneuzel. Niets mis met technisch geneuzel zou ik zeggen, maar alleen voor een specifiek, onderzoeksgericht, publiek. Maar wat mij helemaal verbaasde is dat de ideeën die ik vertelde, die ik toch vooral uit de boeken gehaald heb, ook leefden onder mensen die op een andere manier met dezelfde problemen bezig zijn. Zo merkte ik natuurlijk dat mijn verhaal goed ontvangen werd, maar vooral welke delen ervan goed `werkten’ en welke minder goed. Voor mij was dit heel leerzaam. Anderen gaven vanuit hun eigen perspectief juist aan, dat zij mijn verhaal op precies dezelfde manier verhelderend vonden: het hielp hen om hun eigen denkproces te versterken.

En dat moet denk ik ook de functie zijn van het publiekelijk maken van je onderzoeksbevindingen. Ik snap inderdaad wel dat het teleurstellend en waarschijnlijk volstrekt zinloos is om je onderzoeksbevindingen gereduceerd te zien tot een one-liner boven een veel te kort krantenartikel en ook snap ik, dat het niet wenselijk is om je onderzoeksbevindingen altijd maar te vertalen naar een concreet of moreel standpunt, wat vaak van je verwacht wordt in het publieke debat. Maar, als we de wetenschap opvatten als een specifieke vorm van kennis, en erkennen dat er vele andere manieren zijn van het vergaren van kennis (om maar eens iets te noemen: praktijkervaring), dan moeten we concluderen dat we het liefst zouden zien dat de verschillende vormen van kennis elkaar gaan versterken.

We scherpen onze geest aan elkaar, zou het NRC-Handelsblad waarschijnlijk zeggen. En op die manier is het wel degelijk mogelijk als onderzoeker om dicht bij je eigen bevindingen te blijven, zonder dat er allerlei ver-gaande uitspraken van je verwacht worden of dat er onrecht aan je bevindingen gedaan worden.

Leave a Reply